5. Lessenserie

Ik wil een lessenserie schrijven voor leerlingen van 4 havo en 4 vwo. In de onderbouw van het voortgezet onderwijs doen leerlingen veel basiskennis op en daarom denk ik dat de vierde klas zich er goed voor leent om leerlingen associatief en procesmatig te leren werken. Vanaf de vierde klas kiezen leerlingen voor het vak beeldende vorming en ik hoop daarom dat zij gemotiveerd zullen zijn zodat ze veel zullen experimenteren en proberen. In de vijfde en zesde klas komt deze opdracht misschien vrij laat omdat leerlingen dan al meer kennis hebben opgebouwd met procesmatig en, misschien ook wel, associatief werken.

Mijn lessenserie bestaat uit twee delen. In het eerste gedeelte wil ik leerlingen klassikaal een aantal korte introductieopdrachten geven om hun uit hun vertrouwde denkpatroon te laten stappen. Ik wil leerlingen op verschillende manieren laten associëren. In het tweede gedeelte van mijn lessenserie moeten de leerlingen zelf gaan associëren naar aanleiding van herinneringen die zij hebben aan een gebeurtenis, een persoon, een tijd in hun leven, etc. De leerlingen zijn vrij in hoe zij dit doen maar kunnen daarbij gebruik maken van de introductieopdrachten. Met de introductieopdrachten wil ik leerlingen inspireren om in de hoofdopdracht zelf te gaan associëren.

Introductieopdrachten

Ik wil de leerlingen een aantal korte introductieopdrachten geven om hun los te maken van hun vertrouwde denk- en maakproces. Tijdens mijn stage heb ik gemerkt dat leerlingen soms hele letterlijke beelden maken waarin weinig ruimte is voor associatie. De beelden die de leerlingen maken zijn vrij cliché. Ook zie je bij sommige leerlingen dat zij hun eerste gedachte of hun eerste schets uitwerken in een eindwerk en er ontstaat geen proces. Met de introductieopdrachten wil ik leerlingen laten experimenteren en hun losmaken van het gericht zijn op een eindproduct.

Ik wil de leerlingen vertellen dat er verschillende manieren van denken zijn, convergent denken en divergent denken. Convergent denken is denken gericht op het vinden van één oplossing. Bij divergent denken is men bezig om zoveel mogelijk oplossingen te bedenken, die leiden tot één oplossing van het probleem. Binnen de creatieve processen heb je twee verschillende manieren van denken: problem finding en problem solving. Bij problem finding hoort het divergent denken: je schetst veel, onderzoekt en experimenteert en daarna moet je een keuze maken. Bij het problem solving hoort het convergent denken en ben je dus maar gericht op het vinden van één oplossing, hierbij moet je goed kunnen selecteren en reflecteren. Ik wil kijken hoe goed de leerlingen kunnen divergent denken en daarom wil ik ze vragen om te bedenken wat je allemaal met een potlood kunt.

1)      Wat kun je allemaal met een potlood?

Leerlingen krijgen 2 minuten lang de tijd om te bedenken wat je allemaal met een potlood kunt doen. De leerlingen moeten hierbij hun gedachte uitschakelen en proberen om zo veel mogelijk oplossingen te bedenken in 2 minuten. Omdat de leerlingen maar kort de tijd hebben moeten zij heel snel nadenken en telkens weer een andere oplossing bedenken.

Doelstelling van de opdracht: leerlingen moeten in een korte tijd zo veel mogelijk oplossingen bedenken en hebben dus geen tijd om lang te piekeren over een oplossing. De leerlingen moeten uit hun vertrouwde denkpatroon stappen door zo veel mogelijk oplossingen op papier te zetten.

2)      Associëren naar aanleiding van muziek

Ik wil verschillende soorten muziek aan de leerlingen laten horen en de leerlingen vanuit deze muziek een beeld op papier laten zetten. Bij muziek krijg je vaak een bepaald gevoel; vrolijk, verdrietig, boos. Bij dat gevoel horen bepaalde kleuren (geel, paars, blauw, groen) en vormen zoals bijvoorbeeld hoekige strepen of ronde bollen. Welke vormen en kleuren de leerlingen bij de muziek vinden passen mogen ze zelf ontdekken tijdens het schilderen. Het schilderij wordt als het ware muziek, alsof je naar muziek kijkt.

Ik wil bij de eerste twee muziekfragmenten de leerlingen nog geen voorbeeld laten zien omdat het om hun eigen denkproces gaat, wanneer ik merk dat leerlingen moeite hebben met de opdracht zou ik de voorbeelden op de volgende pagina kunnen laten zien.

Doelstelling van de opdracht: ik wil leerlingen uit hun vertrouwde denkpatroon laten stappen doordat zij moeten tekenen en schilderen naar aanleiding van muziek, iets wat zij horen, niet naar aanleiding van iets wat zij zien.

Wassily Kandinsky

Wassily Kandinsky was een Russisch-Franse kunstenaar en leefde aan het begin van de twintigste eeuw. Kandinsky liet zich inspireren door muziek en met name de atonale muziek van Arrnold Schonberg. Volgens Kandinsky hebben klanken en kleuren psychologische effecten op de menselijke ziel. Iedere kleur spreekt een eigen taal met een eigen expressie zei hij.

 

Eveline van Bogerijen

Eveline van Bogerijen is een hedendaagse kunstenares en maakt voornamelijk abstract werk waarbij zij zich laat inspireren door allerlei soorten muziek.

Ron Weijers

Ron Weijers zegt hetvolgende over zijn werk: “Op ritmische muziek sta ik bijna te dansen achter mijn schildersezel (schilders zetten altijd hun schilderij rechtop en staan dan te schilderen), daardoor word ik vrolijk en ga ik hele gezellige, felle kleuren gebruiken met korte kwast-streekjes, bij de droevige, langzame muziek zal ik eerder grote vlakken en rustige kleuren gebruiken”.[15]

 

 

 

 

 

 

 

 

3)        Associëren naar aanleiding van voorwerpen

Ik wil de leerlingen vragen om enkele voorwerpen van thuis mee te nemen. Deze voorwerpen gaan de leerlingen natekenen. Maar ze mogen daarbij niet op hun papier kijken maar alleen naar de voorwerpen zelf. De leerlingen gaan blind tekenen. De vormen en lijnen die op deze manier op papier komen zijn afgeleid van de eigen voorwerpen van de leerlingen maar staan niet letterlijk op papier. Ik zou de leerlingen hierna kunnen vragen om te reageren op hun blindtekeningen of op de voorwerpen. Welke vormen zou je willen toevoegen aan de blindtekening? Welke kleur? Welk gevoel roept de blindtekening bij je op?

Doelstelling van de opdracht: ik wil leerlingen uit hun vertrouwde denkpatroon laten stappen door hun blind te laten tekenen. Blind tekenen is naar het onderwerp kijken en tekenen zonder dat je naar je blad kijkt. Bij blind tekenen ontwikkel je de hand-oog-coördinatie, en je leert tekenen wat je ziet i.p.v. wat je denkt dat je ziet.

4)      Klassenportret

Een ander idee is leerlingen een klassenportret laten maken. De leerlingen krijgen vier kleine briefjes (bijv. 10x10cm.) en moeten daar iets van zichzelf op tekenen, schilderen, schrijven, of iets dergelijks. Hierbij mogen zij niet letterlijk hun eigen gezicht tekenen of schilderen maar iets anders wat bij hun past. Waaraan kan iemand jou meteen herkennen? Is dat jouw manier van bewegen, of is dat jouw tas, jas, sjaal (attributen). Dat is nog vrij letterlijk, maar misschien kun je jezelf weergeven door bepaalde kleuren, vorm of sfeer? Wat fascineert jou? Wat voor vormen vind je interessant? Statische vormen of dynamische of grillige vormen? Associeer!

Doelstelling van de opdracht: leerlingen leren associëren aan de hand van de persoon die zij het allerbest kennen, zichzelf. Zij mogen zichzelf niet letterlijk weergeven maar moeten dit doen door vormen, kleuren, etc. Door meerdere werken te moeten maken wil ik de ideeontwikkeling van de leerlingen stimuleren.

 

Hoofdopdracht  (Leerlingenversie)

Wonderlijke herinnering

Je gaat vanuit een herinnering een 2d, 3d of 4d werk maken.

 

 

Tegenwoordig worden veel herinneringen vastgelegd met een fotocamera of videocamera. Jullie gaan een herinnering of gebeurtenis die belangrijk is voor jullie op een vele originelere manier vastleggen: met een beeldend werk!

Dit kan een herinnering zijn aan een feest, een bijzondere dag, of aan een bijzonder persoon, aan een bepaalde periode in je leven, etc. Dit kan voor iedereen anders zijn en dat maakt deze opdracht heel persoonlijk, je mag zelf keuzes maken en er echt iets van maken wat bij jou past! Bij deze opdracht gaat het erom dat je de herinnering niet letterlijk in beeld brengt maar dat je weer gaat associëren zoals je ook gedaan hebt in de introductieopdrachten. Je laat je dus inspireren door een gebeurtenis of ervaring maar tekent, schildert, boetseert deze gebeurtenis niet letterlijk.

Het is de bedoeling dat je een beeldend onderzoek gaat doen. Met behulp van experimenten ga je het thema herinneringen inhoudelijk en qua vormgeving onderzoeken. Je kunt daarbij inspiratie putten uit een van de gegeven voorbeelden. Je gaat ook een klein theoretisch onderzoek doen naar de kunstenaar die jij als inspiratiebron kiest.

 

In het kort

– Je gaat een beeld maken waarin je jouw herinnering verwerkt

– Je mag een 2D beeld, een 3D beeld of een 4D beeld maken

– Het ontwerp mag niet clichématig zijn. Vorm, materiaal en functie moeten vernieuwend en origineel zijn

– Je doorloopt een proces volgens verschillende stappen waarin je je ontwikkeld en keuzes moet maken

– De keuzes die je tijdens je proces maakt leg je vast in je dummy  

Je mag kiezen voor een van de werkwijzen die je in de introductieopdrachten hebt gehad, associëren vanuit muziek of blindtekenen, maar je mag ook voor een andere werkwijze kiezen. Je kunt je laten inspireren door een tekst die bijzonder is voor jou, door een oude verzameling, een lied, een oude foto, etc. Foto’s geven je herinneringen, door een oude foto te zien weet jij wat je toen hebt meegemaakt. Je mag zelf ook een fotoserie maken van dingen die voor jou verwijzen naar een gebeurtenis of herinnering. Je bent heel vrij in deze opdracht en probeer daarom ook veel verschillende dingen uit om te kijken wat de beste oplossing is voor jou!

       

Stap 1 Bronnen en inspiraties

Jullie gaan in deze opdracht werken vanuit herinneringen. Er zijn ook een aantal kunstenaars die zich laten inspireren voor hun werk door een herinnering. Hieronder staan voorbeelden van het werk van deze kunstenaars. In de lessen worden deze voorbeelden uitgebreid behandeld maar op deze manier kun je nog eens terugkijken hoe kunstenaars met hetzelfde thema als jou aan de slag gaan.

David Schnell

David Schnell schildert de natuur vanuit de herinneringen aan zijn jeugd toen hij BMX-rijder was.

Louise Bourgeois

Met haar spinnen refereert Louise Bourgeois naar haar moeder en wil zij laten zien hoe belangrijk haar moeder voor haar was.

Job Koelewijn

Met diverse werken refereert Job Koelewijn naar herinneringen uit zijn jeugd en naar ingrijpende gebeurtenissen uit zijn leven.

Sophie Calle

Het leven en het werk van Sophie Calle staan sterk in verbinding met elkaar. Een brief van haar ex vormt het uitgangspunt voor het werk Take care of yourself.

Verzamelingen

Je mag ook materialen verzamelen die aan een gebeurtenis doen herinneren en vanuit daar een beeld gaan maken. Verzamelingen kunnen heel persoonlijk zijn en een verhaal met zich meedragen. Een kunstenaar die werkt met verzamelingen is Arman. Een voorbeeld van een werk van Arman is het kistje met opeengestapelde Franse melkkannen die verwijzen naar zijn jeugd in Frankrijk.

Het expressionisme

Het expressionisme is een kunststroming die aan het begin van de twintigste eeuw ontstond. Bij het expressionisme probeerden kunstenaars hun eigen gevoelens weer te geven in hun werk. Deze gevoelens worden niet overgebracht door het zo realistisch mogelijk afbeelden van de voorstelling, maar door een bepaald gebruik van vormen en kleuren die vaak geen enkele relatie met de zichtbare werkelijkheid hebben maar die de gemoedstoestand van de kunstenaar weergeven.

Een voorbeeld is het schilderij de Schreeuw van de Noorse kunstenaar Edvard Munch waaruit juist door zijn gebruik van vormen en kleuren, het gevoel van angst zo duidelijk naar voren komt. Hij moest daarvoor de zichtbare werkelijkheid los te laten.

 

 

Jullie kunnen in jullie werk ook gaan associëren met kleuren en vormen door de kleur of vorm te kiezen die jullie typerend voor een bepaalde herinnering vinden.

 

Verkenning van de theorie

In de les zijn enkele voorbeelden van kunstenaars die werken met herinneringen genoemd. Jullie gaan meer informatie opzoeken over één van deze kunstenaars en zijn/haar werk.

Je kunt kiezen uit de kunstenaars die in de les zijn behandeld of je mag zelf een kunstenaar zoeken die met herinneringen werkt. De kunstenaars die in de les zijn behandeld zijn de volgende:

–          David Schnell

–          Louise Bourgeois

–          Job Koelewijn

–          Sophie Calle

Beantwoord onderstaande vragen

1)      Noteer enkele biografische gegevens van de kunstenaar. (Naam, geboortedatum, geboorteplaats)

2)      Waarom past het werk van deze kunstenaar goed bij de inhoud van dit project?

3)      Wat vind je interessant aan deze kunstenaar en waarom vind je dat interessant?

4)      Kies één werk van de kunstenaar uit. Voeg een afbeelding van dit werk toe aan je document.

A.      Wat is de titel van dit werk?

B.      Waar gaat het werk over?

C.      Wat wil de kunstenaar met dit werk zeggen?

D.      Hoe is dit werk gemaakt? Met welke materialen, vormen en kleuren?

Werk dit onderdeel uit tot een overzichtelijk document en lever het in bij je docent.

 

Stap 2 Woordweb maken

Je gaat een woordweb maken vanuit het woord herinnering. Bedenk zo veel mogelijk woorden of dingen die jij vind passen bij het thema herinnering. Waar heb jij allemaal herinneringen aan? Wat betekenen deze herinneringen voor jou? Wat voor een gevoel roepen deze herinneringen bij je op?

Op eenzelfde manier als je in de introductieopdracht na hebt moeten denken wat je allemaal met een potlood kan, zo moet je nu nadenken over wat je allemaal met het thema herinneringen kan.

De komende weken mag je het woordweb steeds verder aanvullen wanneer er weer iets in je gedachte is bijgekomen.

Tijdens het invullen van het woordweb ben je misschien al op eerste ideeën voor een werk gekomen. Noteer deze ideeën in de dummy.

 

Stap 3 Actief brainstormen

Naar aanleiding van de eerste ideeën die je hebt ga je actief zoeken naar materialen die jou kunnen inspireren bij dit project. Bijvoorbeeld een oude foto, een voorwerp, een verzameling, een lied, een tekst of iets dergelijks waar jij een herinnering aan hebt. Maar je kunt ook kijken naar artikelen of foto’s in tijdschriften, in kranten, op tv of op het internet die met jou onderwerp te maken hebben. Plak, voor zo ver dat gaat, je gevonden informatie in je dummy.

Stap 4 Ideeën uitwerken

Nu mag je alle mogelijke ideeën op papier gaan zetten! Je mag tekenen, schilderen, collages maken, schrijven, een foto maken, etc. Doe wat jij leuk vindt om te doen! Je moet minstens tien verschillende ideeën uitwerken. Deze ideeën hoeven niet keurig afgewerkt te zijn maar je maakt snelle schetsen om veel ideeën op papier te kunnen zetten. Experimenteer veel om te kijken wat jij vindt passen bij je onderwerp en probeer om vernieuwend en origineel te zijn!

Collage is het franse woord voor plakwerk. Ook dit is een manier om tot een kunstwerk te komen. Een collage is altijd twee-dimensionaal. Stukken papier, kaartjes, foto’s, spijkers, doosjes, gaas, rubber en dergelijke worden op een ondergrond geplakt. Samen vormen deze stukken een beeld.

Hieronder zie je een goed voorbeeld van een collage, een werk van Kurt Schwitters.

 

 

Assemblageis het franse woord voor verzameling. Hierbij worden allerlei voorwerpen samengevoegd. De betekenis en/of functie van deze voorwerpen is hierbij niet meer belangrijk. Hieronder zie je een werk van Tony Cragg, een kunstenaar die veel gebruik maakt van bestaande voorwerpen en deze samenvoegt tot een kunstwerk.

Stap 5 Proefjes maken

Maak een keuze uit de tien ideeën die je in stap 4 hebt uitgewerkt. Je gaat de drie ideeën die jij het meest interessantst vindt verder uitwerken. Bij de uitwerking van deze ideeën moet je kijken naar de kleur, vorm, materiaal, constructie, etc. Welk gevoel geven de kleuren jou? Passen deze kleuren bij je onderwerp of moeten het toch donkerdere of lichtere kleuren zijn? Hoe heeft de kunstenaar die jij hebt onderzocht zijn/haar kleuren, vormen en materialen gebruikt?

Denk goed na wat jij het publiek wil zeggen met je werk.

 

Stap 6 Uitwerken eindwerk

Je moet nu een keuze gaan maken welk ontwerp je verder uit wil gaan werken tot je eindwerk.

Aan welke eisen moet het ontwerp voldoen? Welke verbeteringen kun je in het proefje van jouw keuze aanbrengen? Beantwoord deze vragen in je dummy.

Je mag nu beginnen met het uitwerken van je eindwerk. Denk goed na over welke kleuren, vormen en materialen het beste bij jou idee passen. Let ook goed op de verzorging en de afwerking van je beeld. Je krijgt hiervoor voldoende tijd. Maak ook een passende presentatie bij je werk.

Veel succes!

 

Leerdoelen

Hieronder staan een aantal doelstellingen waarop je wordt beoordeeld bij deze opdracht.

Hoofdkwestie: kun jij associatief een herinnering in beeld brengen?

·         Je hebt een breed beeldend onderzoek gedaan in beeld en vormgeving

·         Je hebt geëxperimenteerd met verschillende materialen en technieken

·         Je hebt op een associatieve manier een persoonlijke ervaring in beeld gebracht

·         Je hebt het werk van één of meerdere professionele kunstenaars onderzocht en daar inspiratie uitgehaald

·         Je kunt verantwoorden welke vormen, kleuren en materialen je hebt gebruikt

·         Je kunt je werk analyseren en bewust keuzes maken in het proces

·        Je hebt je goed ingezet voor deze opdracht (je bent aanwezig tijdens de lessen, je hebt noodzakelijk materiaal verzameld, het werk is op tijd af)

·         Je hebt zorgvuldig gewerkt

 

Evaluatieformulier

Beantwoord onderstaande vragen op een apart A4tje.

–          Wat voor medium (tekening, schildering, foto, tekst, ruimtelijk werk, collage) heb je gekozen in je eindwerk en waarom?

–          Hoe versterken de vormen en kleuren van je eindwerk de inhoud van je werk?

–          Wat is volgens jou het belangrijkste verschil tussen de drie proefjes die je hebt gemaakt en je eindwerk?

–          Noteer wat je moeilijk vond aan het praktisch gedeelte van deze opdracht

–          Geef aan wat je zou willen veranderen om jouw eindresultaat nog beter aan de doelstellingen van het project te laten voldoen

–          Beschrijf in hoeverre je voordeel hebt gehad van de bronnen die we in de les hebben besproken en die je zelf hebt onderzocht in de theorieopdracht

–          Doe een voorstel van een cijfer voor het eindresultaat, op grond van de evaluatie en de vermelde leerdoelen

 

Extra informatie voor docenten

Hieronder staat informatie over de kunstenaars die in de les behandeld zullen gaan worden. Deze werken kunnen in de klas besproken worden om de leerlingen te inspireren.

David Schnell baseert zich voor zijn werk op zijn eigen herinneringen. In zijn jeugd was Schnell een fanatiek fietscrosser en elementen van de BMX-sport zijn terug te vinden in zijn werk. De spanning en snelheid van het fietsen zie je terug aan de grove, snelle streken in zijn werk en door de herhaling van grote, stevige vormen en lijnen.

In zijn werk toont Schnell hoe we een landschap of ruimte ervaren als we er in bewegen. De omgeving waar hij woont en die zijn interesse heeft bevat geen grootse, spectaculaire landschappen. Die omgeving is eerder saai. Schnell probeert er iets anders van te maken door er een dynamisch element aan toe te voegen.

Schnell fietste niet zozeer door de ongerepte natuur, met de BMX-sport crosste hij eerder door zelf ingerichte landschappen met houten constructies. Het gebied waar hij fietste veranderde voortdurend. Toen hij begon was het een wildernis waar vroeger mijnbouw was. Tegenwoordig is het een recreatiegebied met aangelegde meertjes waarop mensen met bootjes varen. Deze ontwikkelingen vind Schnell interessant om te volgen.

Louise Bourgeois put inspiratie voor haar werk uit haar jeugdherinneringen. Deze herinneringen vormen de kern van haar werk. Zelf zegt Louise Bourgeois hierover: “All my work… all my subjects, have found their inspiration in my childhood. My childhood never lost its magic, it has never lost its mystery, and it has never lost its drama.”[16] Het onderbewuste speelt een belangrijke rol in het werk van Bourgeois, ze stelt zich dan ook helemaal open voor de emoties die gepaard gaan met de herinneringen uit haar jeugd.

Haar ‘spinnen’ zijn een paar van haar beroemdste sculpturen. Ze heeft er meerdere gemaakt, van verschillende grootte. Er is een hele grote, Maman genaamd, van wel 10 meter hoog, die de hele wereld over gaat. Ze zien er best wel griezelig uit, van het soort waar je als kind nachtmerries over had. Maar het zijn goede spinnen, ze stellen namelijk Bourgeois’ moeder voor. Hieronder zie je een spin die waakt over een soort kooi. De kooi is van binnen een kamer. Er staan oude spullen, zoals een lege stoel, horloges, glazen stolpen, en er hangen een aantal tapijten aan de muur. Het is een verlaten kamer, vol herinneringen. De bezoeker kan de cel niet in, hij kan alleen van buitenaf door het gaas heen kijken. Spinnen zijn volgens Bourgeois vriendelijke wezens, ze zijn heel slim en als ze een web spinnen gaan ze heel beheerst te werk. Bourgeois’ moeder restaureerde tapijten, ze was dus net als de spin goed in weven. Verder beschermen spinnen ons volgens Bourgeois, omdat ze muggen eten. Haar moeder stierf jong en Bourgeois hield veel van haar. Met de spinnen refereert Bourgeois aan haar moeder en ze wil hiermee laten zien hoe belangrijk haar moeder voor haar was.

Ook Job Koelewijn laat zich voor zijn werk inspireren door herinneringen. Job Koelewijn werkt met verschillende media en materialen. Hij trekt zich weinig aan van de traditionele kunstdisciplines. 

In 2005 maakte Koelewijn het werk Jump. Om naar dit werk te kijken moet de bezoeker een deur openen. Achter deze deur wacht een verrassing, er ligt een hele wereld achter de deur. Een wereld van een polderlandschap met een slootje. Je ruikt het gras en de kleigrond. De wanden van de ruimte zijn van spiegels gemaakt waardoor het landschap oneindig groot lijkt te zijn. Met dit werk refereert Koelewijn naar zijn kinderjaren waarin hij vaak slootje sprong. Het werk is een herinnering aan zijn kinderjaren.

In 1999 maakte Koelewijn het werk Pavilion. Ook dit werk heeft Koelewijn gemaakt naar aanleiding van een herinnering. Het werk bestaat uit een ruimte ter grootte van een telefooncel, dat aan alle vier de zijden een elektrisch rolluik heeft. Als bezoeker van dit werk mag je in de ruimte gaan staan. Soms sluiten de luiken zich en is de bezoeker opgesloten in de duisternis. Het idee voor het werk komt voort uit het ernstige auto-ongeluk dat Koelewijn in 1983 overkwam. Niet alleen fysiek gaf die gebeurtenis een beslissende verandering aan zijn leven. Het intense bewustzijn van leven en overleven tijdens de lange periode van herstel vormt nog steeds een belangrijke drijfveer achter zijn kunstenaarschap.

 

Een ander werk waarbij Koelewijn refereert naar een herinnering uit zijn leven is zijn afstudeerproject aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam in 1992. In een performance liet Koelewijn Rietvelds glazen tentoonstellingspaviljoen blinkend schoon poetsen door zijn moeder en drie tantes, allemaal gekleed in het traditionele kostuum van zijn geboortedorp Spakenburg. Met deze performance laat Koelewijn denkbeeldig zijn prestaties op de academie wegspoelen om een nieuwe start te gaan maken als kunstenaar.

In het werk van Sophie Calle zijn haar leven en haar kunst een hechte verbinding aangegaan. ‘Gelukkige gebeurtenissen, die beleef ik, de ongelukkige buit ik uit. In de eerste plaats vanuit een artistieke interesse, maar ook om ze te transformeren, er iets van te maken, er mijn voordeel mee te doen, wraak te nemen op de situatie’ zei ze in 2003[17].

Het werk Take Care of Yourself is daarvan een goed voorbeeld. ‘Zorg goed voor je zelf’ waren de slotwoorden waarmee Sophie Calle’s toenmalige vriend de relatie per e-mail verbrak. Ze heeft het advies aangenomen en de e-mail tot inzet van een kunstwerk gemaakt. Wat begon als een vraag aan een goede vriendin, kreeg de omvang van een project waarin 107 vrouwen betrokken werden. Sophie Calle vroeg hun om de email te analyseren of er commentaar op te geven. Onder de vrouwen bevonden zich een taalkundige, een psychiater, een specialiste vrouwenrechten bij de VN, een schooljuffrouw, een politieofficier en Calle’s eigen moeder, maar ook een helderziende, een actrice, een zangeres, een danseres en een clown. In Take Care of Yourself hebben de verschillende reacties vorm gekregen in een installatie van teksten, foto’s en beeldschermen waarop filmpjes worden afgespeeld. Deze installatie laat het werk ver boven zijn pijnlijke aanleiding uitstijgen. De eigen gevoelens van Sophie Calle blijven onbekend en ook de geliefde die haar de email heeft geschreven blijft buiten beeld.

 

 

[15] Artifacts, ‘Ron Weijers’ http://ronweijers.com/paintings.aspx (21-04-2011).

[16] http://hardhoofd.com/2010/02/19/woord-van-de-maand-standbeeld/

[17] http://www.depont.nl/nl/pers/persberichten/bericht/pers/sophie-calle/

 

 

Plaats een reactie